ECLI:NL:HR:2024:1793

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
23/03960
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake rentebeschikkingen en verrekeningen op basis van de Invorderingswet 1990

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had eerder beslissingen genomen over rentebeschikkingen en besluiten tot verrekening, zoals bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. van Velsen, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het Hof te vernietigen. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door een onbekende partij, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft ook een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd niet in overweging genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03960
Datum6 december 2024
ARREST
in de zaak van
[X] C.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2023, nr. 22/00233 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 20/2051) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven rentebeschikkingen en ten aanzien van belanghebbende genomen besluiten tot verrekening als bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. van Velsen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Aangezien deze conclusie is ingediend na afloop van de daartoe gestelde termijn, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.