ECLI:NL:HR:2024:1793
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake rentebeschikkingen en verrekeningen op basis van de Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had eerder beslissingen genomen over rentebeschikkingen en besluiten tot verrekening, zoals bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. van Velsen, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het Hof te vernietigen. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door een onbekende partij, heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft ook een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd niet in overweging genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.