Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
3 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 29 maart 2024. De zaak betreft een verdachte die in 2022 in Roosendaal betrokken was bij een poging tot doodslag. De verdachte heeft geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd tegen het eerdere oordeel van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. Dit leidde tot de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en is openbaar uitgesproken.