ECLI:NL:HR:2024:1786

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
22/03005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Turkse nationaliteit opgeëiste persoon t.z.v. Opiumwetdelicten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon van Turkse nationaliteit, die wordt verdacht van delicten onder de Opiumwet. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door zijn advocaat S.J. van der Woude. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 29 juni 2022 een uitleveringsverzoek van de Republiek Turkije had behandeld.

De Hoge Raad had eerder, op 1 oktober 2024, in een tussenarrest (ECLI:NL:HR:2024:1343) de rechtbank de gelegenheid gegeven om het proces-verbaal van de behandeling van het uitleveringsverzoek op te maken. Dit proces-verbaal, dat op 15 juni 2022 is behandeld, was aanvankelijk niet opgemaakt, wat aanleiding gaf tot het cassatiemiddel. Echter, na ontvangst van het proces-verbaal heeft de raadsman van de opgeëiste persoon geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aanvullende schriftuur in te dienen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het proces-verbaal inmiddels bij de stukken aanwezig is, waardoor de klacht van de opgeëiste persoon feitelijk niet meer kan worden ondersteund. Dit leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03005 U
Datum3 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2022, nummer […], op een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot oproeping van de opgeëiste persoon voor een nader te bepalen zitting van de Hoge Raad teneinde op het verzoek tot zijn uitlevering te worden gehoord.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 1 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1343, de rechtbank in de gelegenheid gesteld het proces-verbaal van de behandeling van het uitleveringsverzoek van 15 juni 2022 in overeenstemming met de wettelijke eisen op te maken.
Na ontvangst van dit proces-verbaal is de raadsman van de opgeëiste persoon in de gelegenheid gesteld om een aanvullende schriftuur in te dienen. De raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in strijd met artikel 29 lid 1 van de Uitleveringswet in samenhang met artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering geen proces-verbaal van de behandeling van het uitleveringsverzoek van 15 juni 2022 is opgemaakt.
2.2
Inmiddels bevindt zich bij de stukken het proces-verbaal van de behandeling van het uitleveringsverzoek van 15 juni 2022. Hierdoor is aan de klacht de feitelijke grondslag komen te ontvallen, zodat deze niet tot cassatie kan leiden.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2024.