Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2022. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij de opzetheling van 960 iPhones, wat werd gekarakteriseerd als mobiel banditisme. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging, omdat het landelijk parket niet bevoegd zou zijn om de verdachte te vervolgen, gezien het feit dat er sprake was van een normaal onderzoek naar ladingdiefstal. Daarnaast werden er bewijsklachten ingediend, waarbij de vraag werd gesteld of het hof kon oordelen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de telefoons.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.