ECLI:NL:HR:2024:1766

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
22/04066
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen in kinderpornozaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de belanghebbende, die in verband met een strafzaak was betrokken bij de onttrekking aan het verkeer van een telefoon en een harddisk. Deze goederen waren in beslag genomen op verdenking van het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De officier van justitie heeft besloten om de belanghebbende niet verder te vervolgen, waarna de belanghebbende een verzoek indiende tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet in behandeling kan worden genomen, omdat de belanghebbende geen middel heeft ingediend tegen de beslissing van de rechtbank op de vordering van de officier van justitie. Hierdoor is het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad wijst erop dat tegen beschikkingen in het strafrecht alleen cassatieberoep openstaat in de gevallen die in het wetboek zijn bepaald. Aangezien er nog wel hoger beroep openstond tegen de beslissing van de rechtbank, kan het worden aangenomen dat de belanghebbende dit heeft willen instellen. Echter, om redenen van doelmatigheid is conversie niet noodzakelijk. De kosten voor rechtsbijstand komen in de procedure niet voor vergoeding in aanmerking, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot vergoeding van die kosten. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de belanghebbende in zijn cassatieberoep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04066 B
Datum3 december 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2022, nummer RK 22/1185, op een vordering als bedoeld in artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[belanghebbende] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
hierna: de belanghebbende.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft E.A. Breetveld, advocaat in 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd dat de belanghebbende niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de belanghebbende niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2024.