Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
wonende te [plaats] , [a-straat 1] ,
De raadsvrouw:
3.Beslissing
26 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en had hoger beroep ingesteld. De kern van het geschil betrof de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep. De akte van uitreiking vermeldde niet de naam van de persoon aan wie de dagvaarding was uitgereikt, wat in strijd is met artikel 36h van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat van de verdachte voerde aan dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, omdat de akte niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het hof had geoordeeld dat de dagvaarding geldig was betekend, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet begrijpelijk was, gezien het ontbreken van de naam van de ontvanger in de akte. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verklaarde de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen bij de betekening van gerechtelijke stukken, en dat het ontbreken van essentiële informatie in de akte kan leiden tot nietigheid van de betekening.