ECLI:NL:HR:2024:1736

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
23/04288
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering bij meerdere woninginbraken en de rol van camerabeelden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van meerdere woninginbraken en pogingen daartoe, waarbij camerabeelden een cruciale rol speelden in de bewijsvoering. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van vier specifieke tenlasteleggingen. Ten eerste werd de vraag gesteld of het hof terecht had geoordeeld dat de verdachte degene was die op de camerabeelden te zien was. De Hoge Raad oordeelde dat het hof, op basis van de overeenkomsten tussen de kleding en de fiets van de verdachte en de beelden, niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verdachte de persoon op de beelden was.

Ten tweede werd de poging tot woninginbraak op adres A besproken. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op het moment van de inbraak op camerabeelden was vastgelegd, wat leidde tot de conclusie dat hij de pleger was. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd. Voor de woninginbraak op adres B was de bewijsvoering minder sterk; de Hoge Raad oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de plaats delict onvoldoende was om te concluderen dat hij de dader was.

Ten slotte werd de poging tot woninginbraak op adres D beoordeeld. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was, maar de Hoge Raad vond dat er onvoldoende bewijs was over het tijdvak van de beelden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor de bewezenverklaring van de feiten 4 en 7 en wees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04288
Datum26 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2023, nummer 21-002485-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.C. de Lange, advocaat in Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het onder 4, 7 en 8 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4, 7 en 8 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
“feit 4
hij op 4 december 2022 te [plaats], in een woning, te weten aan de [a-straat 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon en een geldbedrag en meerdere, horloge(s) en oortjes, die geheel aan [aangever], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 6
hij in de periode van 7 december 2022 tot en met 8 december 2022 te [plaats], in een woning, te weten aan de [b-straat 2], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een horloge en een geldbedrag, die geheel aan [betrokkene 3], in elk geval aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen voornoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 7
hij op 7 december 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten aan de [b-straat 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak (gereedschap uit de schuur van deze [betrokkene 1] heeft gepakt en de achterdeur heeft geforceerd) en heeft geprobeerd middels het raam van de eerste verdieping de woning binnen te komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8
hij op 11 december 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning te weten aan de [c-straat 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen van zijn gading, die geheel aan [betrokkene 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak (een ruit van de woning heeft geforceerd), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering die is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3 tot en met 3.8.
2.3
Voor zover het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte degene is die op de camerabeelden te zien is, faalt het. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.10 tot en met 3.12.
2.4
Voor zover het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van het onder 8 tenlastegelegde feit, geldt het volgende. Het hof heeft – kort gezegd – vastgesteld dat een bewoner van de [c-straat 1] in [plaats] op 11 december 2022 omstreeks 20:32 uur gebonk en gerommel hoorde, gevolgd door een harder gebonk in de achtertuin. Na de komst van de politie is de bewoner naar de achtertuin gelopen, waar hij zag dat een ruit was geforceerd. Het hof heeft verder vastgesteld dat op de beelden van de deurbelcamera van de woning aan de [c-straat 1] op die dag om 20:32 uur de verdachte wordt waargenomen. In het licht van deze vaststellingen is het oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van de poging tot woninginbraak aan de [c-straat 1] niet onbegrijpelijk. Het cassatiemiddel faalt in zoverre.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van het onder 4 tenlastegelegde feit, geldt het volgende. Het hof heeft – kort gezegd – vastgesteld dat een inbraak in de woning aan het [a-straat 1] in [plaats] plaatsvond op 4 december 2022 tussen 16:00 uur en 20:00 uur. Het hof heeft verder vastgesteld dat de verdachte op die dag rond 18:05 uur op camerabeelden, die zijn gemaakt vanuit de woning aan het [a-straat 2], is vastgelegd. Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van de woninginbraak aan het [a-straat 1], is niet zonder meer begrijpelijk. De aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de plaats delict in het tijdvak van vier uren waarin het tenlastegelegde voorval zich heeft voorgedaan, is op zichzelf onvoldoende om dat oordeel te kunnen dragen. Daarover klaagt het cassatiemiddel terecht.
2.6
Voor zover het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van het onder 7 tenlastegelegde feit, geldt het volgende. Het hof heeft – kort gezegd – vastgesteld dat aan de [b-straat 1] in [plaats] een poging tot woninginbraak plaatsvond op 7 december 2022. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat op de beelden van de deurbelcamera van die woning een persoon is te zien en dat de verdachte die persoon is. Verder heeft het hof de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde feit aangemerkt als steunbewijs voor het onder 7 tenlastegelegde feit. De bewezenverklaring onder 6 houdt – kort gezegd – in dat de verdachte zich tussen 7 en 8 december 2022 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de [b-straat 2] in [plaats]. Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte de pleger is van de woninginbraak aan de [b-straat 1] in [plaats], is niet zonder meer begrijpelijk nu het hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan over het tijdvak waarop de camerabeelden betrekking hebben en wat er met betrekking tot de verdachte op die camerabeelden waarneembaar was. Daarover klaagt het cassatiemiddel terecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het onder 4 en 7 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2024.