Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
26 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van voorwerpen ten behoeve van bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt, valsheid in geschrift en vernieling. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de betekening van de dagvaarding in hoger beroep. De kern van de zaak betrof de vraag of de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend, gezien het feit dat de verdachte als niet-ingezetene stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op een adres in de Filipijnen. De Hoge Raad oordeelde dat de betekening niet rechtsgeldig was, omdat de dagvaarding niet naar het bekende adres van de verdachte in het buitenland was verzonden. De Hoge Raad verklaarde de betekening van de dagvaarding in hoger beroep nietig, waarmee de eerdere uitspraak van het hof werd vernietigd. Dit arrest benadrukt het belang van correcte betekening van dagvaardingen, vooral in situaties waarin de verdachte zich in het buitenland bevindt.