Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
26 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 augustus 2023. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1968, die in verband wordt gebracht met het veroorzaken van een ontploffing en brand in een loods door open vuur onder een ketel voor de productie van synthetische drugs. De relevante artikelen in het Wetboek van Strafrecht zijn artikel 158.1 en 158.2, die betrekking hebben op culpoze en opzettelijke brandstichting.
De verdachte is door het hof vrijgesproken van de opzettelijke variant van brandstichting, maar het hof heeft de culpoze variant bewezen verklaard. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.