Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
19 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1991, was in eerste aanleg vrijgesproken van mishandeling na een woordenwisseling in een supermarkt. De zaak draaide om de vraag of de verdachte zich terecht op noodweer kon beroepen na een confrontatie met de aangeefster. Het hof had geoordeeld dat de verdachte zelf de aanval had ingezet door op de aangeefster af te lopen en in haar richting te spugen. Dit gebeurde nadat de aangeefster de verdachte met een tas tegen zijn auto had geslagen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de reactie van de verdachte, die volgde op het slaan door de aangeefster, niet als een passende of geboden reactie kon worden beschouwd. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep, waarbij de advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebracht. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het hof en de verwerping van het beroep.