ECLI:NL:HR:2024:1669

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23/04053
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en hoger beroep in strafzaak na veroordeling voor medeplegen van diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van diefstal door middel van braak. De kern van de zaak betreft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het instellen van cassatieberoep was overschreden, maar dat deze overschrijding verontschuldigbaar was. Dit was het gevolg van bijzondere omstandigheden die de verdachte in de veronderstelling hadden gebracht dat zijn zaak niet inhoudelijk zou worden behandeld tijdens de rolzitting. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte tijdig zijn bezwaren tegen het vonnis had opgegeven en dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn zaak zou worden aangehouden.

Daarnaast werd er in de zaak een e-mailbericht met grieven aan de cassatieschriftuur gehecht, dat door het hof niet was erkend. De Hoge Raad oordeelde dat er voldoende grond was voor het vermoeden dat dit e-mailbericht ter griffie van het hof was ontvangen. Het hof had ten onrechte geoordeeld dat de verdachte geen schriftuur met grieven had ingediend, wat leidde tot een onterechte niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen en de noodzaak voor hoven om zorgvuldig om te gaan met ingediende grieven, vooral wanneer er sprake is van communicatie via e-mail.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04053
Datum19 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 september 2023, nummer 22-000085-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en van het cassatiemiddel
De termijn voor het instellen van cassatieberoep is overschreden. Deze overschrijding is echter verontschuldigbaar, zodat het beroep ontvankelijk is. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal. Daaruit volgt ook dat het cassatiemiddel, dat zich keert tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van het door de verdachte ingestelde hoger beroep, terecht is voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.