Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. Het hof had echter de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep verklaard, omdat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op de aan de cassatieschriftuur gehechte grieven, die tijdig waren ingediend via een beveiligde e-maildienst. Dit leidde tot de conclusie dat er een ernstig vermoeden bestond dat de grieven voorafgaand aan de zitting waren ingediend. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, zodat het hoger beroep opnieuw kan worden behandeld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige procedurele waarborgen in strafzaken, vooral met betrekking tot de ontvankelijkheid van hoger beroep en de indiening van schriftelijke grieven. De zaak heeft ook samenhang met andere lopende zaken, genummerd 22/01998 en 22/02010, wat de complexiteit van de rechtsgang in deze kwestie onderstreept.