Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 mei 2022. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor diefstal van een elektrische fiets. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend. De advocaat van de verdachte, I. Car, stelde echter dat er tijdig grieven waren ingediend via een beveiligde e-maildienst, 'zivver', en dat deze grieven waren ontvangen in de mailbox van het hof. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde dat het hof ten onrechte had geoordeeld en pleitte voor vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had moeten oordelen dat er geen grieven waren ingediend, aangezien er bewijs was dat de grieven tijdig waren ingediend. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de ontvankelijkheid van hoger beroep en de wijze waarop grieven moeten worden ingediend in strafzaken.