Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 mei 2022. De verdachte, geboren in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor het medeplegen van onttrekking aan het gezag van haar 12-jarige dochter. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat er geen schriftuur houdende grieven was ingediend. De verdachte had echter via een beveiligde e-maildienst, 'zivver', tijdig grieven ingediend, die in de mailbox van het hof waren ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op deze grieven en dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grieven tijdig zijn ingediend. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de ontvankelijkheid van hoger beroep en de wijze waarop grieven kunnen worden ingediend.