ECLI:NL:HR:2024:1625

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
22/02234
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens onverenigbaarheid met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 juni 2022. De verdachte, geboren in 1965, was aangeklaagd voor medeplegen van lokaalvredebreuk bij een pensioenfonds tijdens een demonstratie, zoals omschreven in artikel 138.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de strafvervolging onverenigbaar was met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafbaarverklaring en de strafoplegging, en vroeg om ontslag van de verdachte van alle rechtsvervolging.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, en verwees naar de redenen die in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2024:1623) waren gegeven. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen door de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, was overschreden, maar dat er geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden werden. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar alleen met betrekking tot de strafbaarverklaring en de strafoplegging.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsbescherming van verdachten in strafzaken, vooral in het licht van de bescherming van mensenrechten zoals vastgelegd in het EVRM. De Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte in relatie tot de strafvervolging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02234
Datum12 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 juni 2022, nummer 20-003036-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte daarvoor en de strafoplegging, tot ontslag van de verdachte van alle rechtsvervolging, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping van het verweer dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege onverenigbaarheid van de strafvervolging met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/02236, ECLI:NL:HR:2024:1623. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen door de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Gelet op de beslissing die hierna volgt, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de strafbaarverklaring van het bewezenverklaarde, de strafbaarverklaring van de verdachte daarvoor en de strafoplegging;
- ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2024.