ECLI:NL:HR:2024:1610
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X], vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Doetinchem. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2024, nr. BK-ARN 22/451, die op zijn beurt voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/6638). De zaak betrof een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het cassatieberoep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is genomen in de raadkamer op 23 oktober 2024 en openbaar uitgesproken op 8 november 2024. Het arrest is vastgesteld door vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren.