Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door zijn advocaat N. van Schaik. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van mensensmokkel. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de verdediging zijn ingediend, met name over de methoden van kasopstelling en de motivering van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat een bedrag van € 13.700 niet in mindering kon worden gebracht op het vastgesteld voordeel van € 52.110. Daarnaast werd de vraag behandeld of het hof een bedrag van € 1.000 kon weglaten uit de kasopstelling en of de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel begrijpelijk was, gezien de argumenten van de verdediging over leningen. Tot slot werd de overschrijding van de redelijke termijn in de feitelijke aanleg besproken. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, en dat er geen noodzaak was om verder te motiveren waarom dit oordeel was genomen. De Hoge Raad verwerpt het beroep.