Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van werknemer heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een werknemer en zijn werkgever, Kwik-Fit Nederland B.V. De werknemer had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, die op 4 april 2023 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 3 november 2021 en 21 februari 2022, die relevant zijn voor het procesverloop. De werknemer was ontslagen op staande voet vanwege een vechtpartij op de werkvloer, waarbij de werkgever zich beroept op een dringende reden voor ontslag, zoals bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW.
De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemer over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de werknemer verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.