ECLI:NL:HR:2024:1587
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V., vertegenwoordigd door [A], tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 maart 2024, nummer BK-23/156. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak ook de mogelijkheid om het onbetaald laten van het griffierecht als verschoonbaar te beschouwen, in verband met betalingsonmacht, niet verder beoordeeld, om redenen van proceseconomie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.