ECLI:NL:HR:2024:1583

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
24/02002
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over naheffingsaanslagen loonheffingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 april 2024, waarin het Hof oordeelde over de naheffingsaanslagen in de loonheffingen die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2014 tot en met 2017. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door H.G. Roodbeen, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend, maar de Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en is het griffierecht vastgesteld op € 559.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02002
Datum8 november 2024
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 april 2024, nrs. 22/01155 tot en met 22/01158 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 20/857 tot en met 20/860) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen over de jaren 2014 tot en met 2017.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door H.G. Roodbeen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, in de raadkamer van 23 oktober 2024 en op 8 november 2024 in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 559.