ECLI:NL:HR:2024:1518

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/00585
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening en terugwijzing naar gerechtshof wegens schending aanwezigheidsrecht verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 31 januari 2023 niet is verschenen op de terechtzitting in hoger beroep, terwijl hij op dat moment gedetineerd was in verband met een andere strafzaak. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de dagvaarding geldig was betekend, de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De Hoge Raad stelt vast dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was, omdat de verdachte niet in persoon was opgeroepen en er geen raadsman aanwezig was. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte de mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak alsnog in hoger beroep te behandelen in zijn aanwezigheid. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00585
Datum19 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 januari 2023, nummer 23-002501-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn NH, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de stukken bevinden zich:
a. een akte van uitreiking die inhoudt dat de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2023 op 24 januari 2023 is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, omdat er op het in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen adres van de verdachte niemand aanwezig of bereid was de dagvaarding aan te nemen, die op diezelfde datum een afschrift heeft verzonden naar het BRP-adres van de verdachte;
b. het proces-verbaal van die terechtzitting dat inhoudt dat daar de verdachte niet is verschenen en ook niet een raadsman, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2
In de cassatieschriftuur is aangevoerd dat de verdachte op 31 januari 2023 was gedetineerd in verband met een andere strafzaak. Uit de door de advocaat-generaal ambtshalve opgevraagde detentiegegevens volgt dat de verdachte vanaf 31 januari 2023 inderdaad was gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats].
2.3
Als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en zijn raadsman ook niet, kan de rechter – behalve bij duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4
Uit wat onder 2.2.2 is weergegeven volgt dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2023 te verschijnen niet in persoon is uitgereikt en op die terechtzitting geen raadsman aanwezig was, is de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn aanwezigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.