ECLI:NL:HR:2024:1490

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/02257
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsverwerking en eenzijdige wijziging van premielastverdeling in pensioenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, Fair Play Centers B.V. (FPC). De werkneemster had in 2014 een eenzijdige wijziging van de premielastverdeling door de werkgever aangevochten, waarbij zij stelde dat deze wijziging nadelig was voor haar en andere werknemers. De centrale vraag in deze procedure was of de werkneemster haar recht had verwerkt door niet eerder tegen de werkgever te procederen. De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van FPC, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de werkneemster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02257
Datum18 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: werkneemster,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
FAIR PLAY CENTERS B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: FPC,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7302121 CV EXPL 18-6658 van de rechtbank Limburg van 23 december 2020;
b. het arrest in de zaak 200.293.783/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 maart 2023.
Werkneemster heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
FPC heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor FPC mede door A.L. Laan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van werkneemster heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt werkneemster in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FPC begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien werkneemster deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
18 oktober 2024.