ECLI:NL:HR:2024:1489

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/02258
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsverwerking in pensioenrecht na eenzijdige wijziging premielastverdeling door werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil tussen werknemers en hun werkgever over de wijziging van de premielastverdeling in het pensioenreglement. De werkgever had in 2014 eenzijdig de premielastverdeling gewijzigd, wat nadelige gevolgen had voor de werknemers. De centrale vraag in deze procedure was of de werknemers, die niet tegen de werkgever hebben geprocedeerd, hun recht op het aanvechten van deze wijziging hadden verwerkt.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de werknemers over het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch onderzocht. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel werd gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering diende te geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Het incidentele beroep van de werkgever, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof zou leiden, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de werknemers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02258
Datum18 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
1. [werknemer 1],
wonende te [woonplaats],
2. [werknemer 2],
wonende te [woonplaats],
3. [werknemer 3],
wonende te [woonplaats],
4. [werknemer 4],
wonende te [woonplaats],
5. [werknemer 5],
wonende te [woonplaats],
6. [werknemer 6],
wonende te [woonplaats],
7. [werknemer 7],
wonende te [woonplaats],
8. [werknemer 8],
wonende te [woonplaats],
9. [werknemer 9],
wonende te [woonplaats],
10. [werknemer 10],
wonende te [woonplaats],
11. [werknemer 11],
wonende te [woonplaats],
12. [werknemer 12],
wonende te [woonplaats],
13. [werknemer 13],
wonende te [woonplaats],
14. [werknemer 14],
wonende te [woonplaats],
15. [werknemer 15],
wonende te [woonplaats],
16. [werknemer 16],
wonende te [woonplaats], België,
17. [werknemer 17],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werknemers,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werkgever,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7503650 CV EXPL 19-786 van de rechtbank Limburg van 23 december 2020;
b. het arrest in de zaak 200.293.775/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 maart 2023.
Werknemers hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Werkgever heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Werkgever mede door A.L. Laan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Werknemers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Werknemers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Werkgever begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Werknemers deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
18 oktober 2024.