In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen werknemers en hun werkgever, Fair Play Centers B.V. De werknemers, vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De werknemers stelden dat de werkgever in 2014 eenzijdig de premielastverdeling had gewijzigd, wat nadelig was voor hen. De centrale vraag was of de werknemers, die niet tegen de werkgever hebben geprocedeerd, hun recht hadden verwerkt. De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de werkgever, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de werknemers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.