ECLI:NL:HR:2024:1488

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/02267
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsverwerking bij eenzijdige wijziging premielastverdeling door werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen werknemers en hun werkgever, Fair Play Centers B.V. De werknemers, vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De werknemers stelden dat de werkgever in 2014 eenzijdig de premielastverdeling had gewijzigd, wat nadelig was voor hen. De centrale vraag was of de werknemers, die niet tegen de werkgever hebben geprocedeerd, hun recht hadden verwerkt. De Hoge Raad heeft de klachten van de werknemers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de werkgever, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de werknemers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02267
Datum18 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[werknemers 1 t/m 50]
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werknemers,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
FAIR PLAY CENTERS B.V.,
gevestigd te Kerkade,
VERWEERSTER in cassatie, eisereses in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Werkgever,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7503397 CV EXPL 19-785 van de rechtbank Limburg van 23 december 2020;
b. het arrest in de zaak 200.293.757/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 maart 2023.
Werknemers hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Werkgever heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en namens Werkgever mede door A.L. Laan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Werknemers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Werknemers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FPC begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Werknemers deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
18 oktober 2024.