ECLI:NL:HR:2024:1485
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over rioolheffing door gemeente Waadhoeke
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Waadhoeke. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2024, nummer BK-ARN 22/1764, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nummer 21/1992). De kwestie draait om een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door H.A. Sarolea, heeft de klachten over de uitspraak van het Hof ingediend. Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Waadhoeke, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Dit verweerschrift werd echter na de gestelde termijn ingediend, waardoor de Hoge Raad dit stuk niet in overweging heeft genomen.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.