ECLI:NL:HR:2024:1484
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over rioolheffing door gemeente Waadhoeke
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waadhoeke. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2024, met nummer BK-ARN 22/1770. Dit hoger beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. 21/1998) die betrekking had op een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door H.A. Sarolea, heeft zijn beroep in cassatie ingediend tegen de uitspraak van het Hof. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waadhoeke, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft echter geen acht geslagen op dit verweerschrift, omdat het na de gestelde termijn was ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.