ECLI:NL:HR:2024:1470

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
24/00787
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen beslissing rechtbank over verzoek tot kwijtschelding van ontnemingsmaatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 26 september 2023 een verzoek behandeld dat was ingediend op basis van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot de kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsmaatregel die door de strafrechter was opgelegd. De verzoeker, geboren in 1961, had het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat V.C. van der Velde uit Almere. De advocaat-generaal P.M. Frielink concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering een rechterlijke beslissing over de tenuitvoerlegging niet aan enig gewoon rechtsmiddel is onderworpen, tenzij in Hoofdstuk 6 van Boek 6 van dat wetboek anders is bepaald. Aangezien er in dat hoofdstuk geen bepaling is die het cassatieberoep tegen een dergelijke beslissing mogelijk maakt, kon de Hoge Raad het cassatieberoep van de verzoeker niet in behandeling nemen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in het strafrecht en de beperkte mogelijkheden voor rechtsmiddelen tegen beslissingen over de tenuitvoerlegging van ontnemingsmaatregelen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00787 B
Datum15 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 26 september 2023, nummer RK 23/017477, op een verzoek als bedoeld in artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[verzoekster],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de verzoeker.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verzoeker. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat in Almere, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Uit artikel 6:6:7 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat een rechterlijke beslissing over de tenuitvoerlegging, waarvan in dit geval sprake is, niet aan enig gewoon rechtsmiddel is onderworpen voor zover in Hoofdstuk 6 van Boek 6 van dat wetboek niet anders is bepaald. Dat hoofdstuk bevat geen bepaling op grond waarvan cassatieberoep openstaat tegen een beslissing als deze. Daarom kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de verzoeker niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 oktober 2024.