ECLI:NL:HR:2024:1466

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
22/01988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media en onttrekking aan het verkeer van wapens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor opruiing door het plaatsen van berichten en een afbeelding op zijn Facebook-account. Daarnaast was er een beslissing van het hof om inbeslaggenomen wapens en patronen aan het verkeer te onttrekken. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van deze beslissing, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook deed. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar waren voor onttrekking aan het verkeer, zoals vereist in de artikelen 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad stelde vast dat de uitspraak van het hof niet voldeed aan de wettelijke vereisten, wat leidde tot een (partiële) vernietiging van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer, zonder terugwijzing. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar er werd geen ander rechtsgevolg aan verbonden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01988
Datum22 oktober 2024.
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 mei 2022, nummer 21-005449-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen vuurwapens en patronen.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat de inbeslaggenomen wapens en patronen aan het verkeer onttrokken worden verklaard.
2.2
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor – kort gezegd – opruiing die bestaat in het plaatsen van berichten en een afbeelding op zijn Facebook-account.
2.3
Over de onttrekking aan het verkeer heeft het hof overwogen:
“Voorts zal het hof de in beslag genomen wapens en munitie onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.”
2.4
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
- Artikel 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.4
Het oordeel van het hof dat de wapens en patronen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, is ontoereikend gemotiveerd. Uit de uitspraak van het hof kan immers niet worden afgeleid dat is voldaan aan de in artikel 36c en/of 36d Sr gestelde vereisten die voorwerpen vatbaar maken voor onttrekking aan het verkeer.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van drie weken volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2024.