Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 november 2023 is gewezen. De verdachte, een hoogbejaarde man die recentelijk € 10.000 had gepind, is beschuldigd van diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat C.H.W. Janssen uit Arnhem. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.