ECLI:NL:HR:2024:1454

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
22/02232
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en hasj, alsook voor diefstal van elektriciteit. Het hof had het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte geen schriftuur houdende grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard, vooral gezien de omstandigheden rondom de rolzitting en de communicatie tussen de raadsman en het hof. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure en de noodzaak voor de rechter om duidelijk te motiveren waarom een hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, vooral in het licht van de communicatie met de verdediging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02232
Datum5 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juni 2022, nummer 20-000313-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. Zilver, advocaat in Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van het door de verdachte ingestelde hoger beroep.
2.2.1
Het hof heeft het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en heeft daartoe overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven of een raadsman heeft gemachtigd dat namens haar te doen en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden.”
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De verdachte genaamd:
[verdachte]
(...)
is ‑ hoewel behoorlijk gedagvaard ‑ niet verschenen.
De raadsman van de verdachte mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
(...)
De voorzitter deelt voorts mede dat, zoals de advocaat-generaal, de raadsman en de verdachte tevoren bekend was, de zaak vandaag niet inhoudelijk zal worden behandeld, maar dat deze zitting een rolzitting betreft, waarop slechts de grieven en/of onderzoekswensen zullen worden geïnventariseerd en besproken.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De advocaat-generaal deelt vervolgens als volgt mede:
In het dossier heb ik geen grieven aangetroffen. Evenmin heb ik een nadere toelichting en/of een bericht van de verdachte of van diens raadsman in het dossier aangetroffen of ontvangen. Om die reden vorder ik dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door de verdachte ingestelde hoger beroep.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 7 juni 2022 te 09.00 uur.”
2.2.3
Bij de stukken bevinden zich:
(i) een brief van de voorzitter van het hof aan de griffier van de Hoge Raad van 15 juli 2022 met daarbij gevoegd afdrukken van e-mailverkeer tussen de verkeerstoren bij het hof en de raadsman van de verdachte. Daarin is door de raadsman gereageerd op twee achtereenvolgende voorstellen van de verkeerstoren voor het plannen van de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak tegen de verdachte en de samenhangende ontnemingszaak, waarbij op het bericht van de raadsman van 23 maart 2022, waarin hij meedeelde op één van de voorgestelde data beschikbaar te zijn, op 24 maart 2022 is gereageerd door een senior administratief medewerker van het hof met een bericht dat onder meer inhoudt:
“Hierbij deel ik u mede dat de betreffende zaken van uw cliënt inmiddels zijn aangebracht op de rolzitting van 24 mei 2022 om 09:00 uur.
U ontvangt hiervan spoedig de oproepingen inclusief de verdere uitleg over deze rolzitting.”
(ii) de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op 24 mei 2022 op de terechtzitting in hoger beroep waarin onder meer is vermeld dat het een rolzitting betreft; volgens de daarvan opgemaakte akte is deze dagvaarding op 30 maart 2022 in persoon aan haar uitgereikt;
(iii) een brief van 25 maart 2022 van de advocaat-generaal bij het hof aan de raadsman van de verdachte, die inhoudt dat op 24 mei 2022 de strafzaak tegen de verdachte op de terechtzitting wordt behandeld, waarbij is vermeld dat het een rolzitting betreft en waarbij is meegezonden een aan de raadsman gerichte brief van de voorzitter van de innovatiekamer van het hof, met als aanhef “TOELICHTING ROLZITTING INNOVATIEKAMER HOF ’S-HERTOGENBOSCH”. Deze brief houdt onder meer in:
“Geachte raadsman/-vrouw,
Bijgaand treft u een afschrift aan van de dagvaarding van uw cliënt voor de rolzitting van de vijfentwintigste meervoudige strafkamer van het gerechtshof (de innovatiekamer). In deze brief wordt een toelichting gegeven op de gang van zaken rondom deze rolzitting.
Zoals bekend kampt de rechtspraak met een forse achterstand in het verwerken van hoger beroepszaken. Ook in het ressort Den Bosch overschrijden de doorlooptijden met enige regelmaat de gewenste termijn. De gevolgen van COVID hebben de bestaande situatie verslechterd.
In de praktijk betekent dit dat er een aanzienlijke voorraad van zaken is die ongewenst lang op behandeling ligt te wachten. In een aantal van deze zaken kunnen veranderde omstandigheden, mede vanwege het tijdsverloop, wellicht gevolgen hebben voor de uitkomst van het ingestelde appel. In die zaken verwacht het Hof wellicht een versnelling van het strafproces te bereiken door op voorhand duidelijk te krijgen waar het in de zaak nu nog om draait en daar de inhoudelijke behandeling op te richten.
Bij het bekijken van de voorraad meent het Hof dat de zaak waarin u hoger beroep heeft ingesteld mogelijk in aanmerking komt voor een versnelde afdoening in 2022. Wij nodigen u uit om liefst voorafgaand aan de rolzitting, maar anders op de rolzitting zelf, te bekijken of u met de advocaat-generaal tot een gezamenlijk standpunt kunt komen. Met een dergelijke versnellingsafspraak zou de zaak via een korte inhoudelijke behandeling kunnen komen tot een arrest. Wanneer niet tot een gezamenlijk standpunt gekomen wordt of het Hof van oordeel is dat het gezamenlijk standpunt geen rechtvaardige uitkomst van de procedure oplevert, zal de zaak naar de rolzitting gaan om daar een inschatting te maken van de uiteindelijke inhoudelijke behandeltijd op een latere inhoudelijke zitting.
Indien bij u de behoefte bestaat om voorafgaand aan de zitting met de advocaat-generaal contact op te nemen teneinde te onderzoeken of er ‘versnellingsafspraken’ gemaakt kunnen worden, kunt u het OM bereiken via het mailadres: innovatieRP-DB@OM.nl.
Voorafgaand aan de rolzitting
• Indien (een deel van) de grieven inmiddels zijn komen te vervallen, ontvangt het Hof daar op voorhand graag bericht van;
• De aanwezigheid van uw cliënt is niet noodzakelijk; indien u meent dat de aanwezigheid van uw cliënt op de rolzitting vereist is dan wordt u verzocht om dit tijdig kenbaar te maken;
• Indien u voornemens bent om preliminaire verweren te voeren, dan wordt u verzocht om dit voorafgaand aan de rolzitting en met vermelding van de aard van die verweren tijdig kenbaar te maken;
• U wordt verzocht om uiterlijk drie dagen voor de rolzitting een actueel overzicht van uw verhinderdata te verstrekken over de periode van drie tot negen maanden na de rolzitting (onder vermelding van de datum van de rolzitting, de naam van uw cliënt en het parketnummer).
Alle correspondentie bij voorkeur via: innovatiekamer.hofshe.strafrecht@rechtspraak.nl
Tijdens de rolzitting
• Op de rolzitting kunnen de gebruikelijke vaststellingen en beslissingen worden genomen als bijvoorbeeld niet ontvankelijkheid en nietigheid maar ook ‑ met name in ontnemingszaken ‑ het gelasten van een (extra) schriftelijke ronde;
• Het Hof kan door het OM en/of verdediging worden voorgelicht over de stand van zaken met betrekking tot eventuele ‘versnellingsafspraken’;
• De advocaat en het OM kunnen aangeven alsnog tot een versnellingsafspraak te willen komen;
• Het Hof kan vaststellen dat de zaak zich leent voor inhoudelijke behandeling en daartoe, rekening houdend met de opgegeven grieven, verhinderdata, duur van pleidooi en requisitoir, de in te plannen zittingstijd en datum bepalen;
• Het Hof kan ‑ zo de standpunten van verdediging en advocaat-generaal met betrekking tot de onderzoekswensen duidelijk zijn ‑ beslissingen nemen op de onderzoekswensen en nadere afspraken maken over de verdere planning;
• Er wordt een (verkort) proces-verbaal van de rolzitting opgemaakt.
Na de rolzitting
• Indien van toepassing wordt u zo snel mogelijk na de rolzitting, bij voorkeur dezelfde dag, per e-mail op de hoogte gesteld van de volgende zittingsdatum.
Verzoeken om aanhouding van de - n.a.v. de rolzitting - geplande inhoudelijke behandeling zullen slechts bij hoge uitzondering worden gehonoreerd.”
2.3
Artikel 416 leden 1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering luidt:
“1. Ingeval hoger beroep is ingesteld door de officier van justitie, geeft de advocaat-generaal bij gelegenheid van de voordracht der zaak mondeling een toelichting op de bezwaren tegen het vonnis. De advocaat-generaal geeft in voorkomende gevallen tevens op waarom door de officier van justitie geen schriftuur houdende grieven is ingediend. Na de voordracht van de advocaat-generaal wordt de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
2. Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard.”
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend en ook niet – eventueel via een gemachtigd raadsman – mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven. Het mede hierop gebaseerde oordeel dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, is in het licht van de onder 2.2.3 weergegeven stukken – waaruit onder meer blijkt dat de raadsman van de verdachte al voorafgaand aan de rolzitting door de griffie van het hof werd benaderd over de planning van een datum voor de inhoudelijke behandeling van de zaak – niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de daar onder (iii) weergegeven brief onder meer inhoudt dat “Wanneer niet tot een gezamenlijk standpunt gekomen wordt of het Hof van oordeel is dat het gezamenlijk standpunt geen rechtvaardige uitkomst van de procedure oplevert, de zaak naar de rolzitting zal gaan om daar een inschatting te maken van de uiteindelijke inhoudelijke behandeltijd op een latere inhoudelijke zitting”, terwijl het hof niet zo’n latere inhoudelijke zitting heeft laten plaatsvinden. Dat deze brief ook – maar zonder nadere toelichting – inhoudt dat “op de rolzitting (...) de gebruikelijke vaststellingen en beslissingen (kunnen) worden genomen als bijvoorbeeld niet ontvankelijkheid”, maakt dat niet anders.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2024.