Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
15 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 mei 2022. De verdachte, geboren in 1988, was in deze strafzaak beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen, zoals vastgelegd in artikel 26.1 van de Wet Wapens en Munitie (WWM). De verdediging stelde dat er een alternatief scenario was dat niet voldoende was onderzocht door het hof. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had vastgesteld dat het door de verdachte geschetste scenario geen steun vond in het dossier en niet aannemelijk was geworden. De Hoge Raad heeft ook ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar heeft besloten dat hieraan geen rechtsgevolg verbonden hoeft te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen.