ECLI:NL:HR:2024:1445
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake belastingkwesties
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 12 mei 2023, nr. HAA 22/3618 V. Deze uitspraak volgde op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 27 oktober 2022. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereiste dat er antwoorden werden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.