ECLI:NL:HR:2024:143
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, nr. BK-ARN 22/00759. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 11 oktober 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 9 november 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin de indiener in de gelegenheid werd gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van de indiener verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de indiener dit bericht heeft ontvangen. Aangezien de indiener geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren, concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.