Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
1 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klaagster, die zich richt tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 20 september 2022 beslist over de onttrekking aan het verkeer van een personenauto en de verkoop van een andere auto, waarvan de opbrengst en een inbeslaggenomen geldbedrag inmiddels aan de klaagster zijn teruggegeven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling kan worden genomen, omdat de onttrekking aan het verkeer van de auto onherroepelijk is geworden en de klaagster derhalve niet-ontvankelijk is in haar beroep. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 oktober 2024.