ECLI:NL:HR:2024:135
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 23/03462. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, waarbij de nadruk lag op de betaling van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 20 oktober 2023 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks de ontvangstbevestiging van deze brief, is het griffierecht niet voldaan. Op 21 november 2023 heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.