Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
1 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 december 2022. De verdachte, geboren in 1990, was werkzaam in de maatschappelijke zorg en werd beschuldigd van het plegen van ontucht met een cliënte door seksuele handelingen met haar te verrichten op een 24-uurs zorglocatie. De zaak kwam voor de Hoge Raad na het indienen van cassatiemiddelen door de advocaat S.F.W. van 't Hullenaar, die het beroep instelde namens de verdachte. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.