Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van het openbaar ministerie
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
5.Beslissing
1 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 20 juni 2023 geoordeeld dat de rechter-commissaris ten onrechte een machtiging had verleend voor de ontruiming van een kraakpand op basis van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering. Het openbaar ministerie stelde cassatieberoep in, waarbij de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de betrokkene ter discussie stond. De betrokkene had bij het instellen van het hoger beroep haar persoonsgegevens niet bekendgemaakt, wat volgens de Hoge Raad leidde tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank dit had moeten vaststellen en verklaarde het hoger beroep van de betrokkene alsnog niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bekendmaking van persoonsgegevens bij het instellen van hoger beroep in dergelijke zaken.