ECLI:NL:HR:2024:133
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023. Het beroep in cassatie was geregistreerd onder nummer 23/03460. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen, ondanks dat hij op 20 oktober 2023 door de griffier van de Hoge Raad op deze verplichting is gewezen. De griffierechten zijn niet betaald binnen de gestelde termijn van vier weken.
De griffier heeft op 21 november 2023 een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.