ECLI:NL:HR:2024:1325
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen bestuursrechtelijke uitspraken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De Rechtbank had op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere beslissing van 9 februari 2024. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit artikel bepaalt dat de Hoge Raad alleen kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank mogelijk maakte, aangezien deze uitspraak was gedaan op verzet tegen een beslissing die was genomen op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot de Participatiewet. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.