ECLI:NL:HR:2024:1294

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
23/01852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen beschikking tot ontruiming van kraakpand

Op 24 september 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 23/01852. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in hoger beroep ging tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 22 november 2022. Deze beschikking betrof een klaagschrift op basis van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de strafvorderlijke bevoegdheid tot ontruimen van een kraakpand. De advocaat van de betrokkene, E. Tamas, heeft een cassatiemiddel voorgesteld, maar de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering, cassatieberoep tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen specifieke bepaling is die cassatieberoep mogelijk maakt tegen de betreffende beschikking, kon de Hoge Raad het cassatieberoep van de betrokkene niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld. Deze beslissing is genomen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01852 B
Datum24 september 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 22 november 2022, nummer RK 22/016612, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[betrokkene],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft E. Tamas, advocaat in 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Op grond van artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen beschikkingen cassatieberoep alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald.
Dat wetboek bevat geen bepaling op grond waarvan cassatieberoep openstaat tegen een beschikking als deze. Zo’n bepaling is ook in een andere wet niet te vinden. Daarom kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de betrokkene niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2024.