ECLI:NL:HR:2024:129
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023. Het beroep in cassatie was ingediend onder nummer 23/03455. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad op 20 oktober 2023 een aangetekende brief heeft verzonden naar belanghebbende, waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken voor betaling werd gesteld. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 21 november 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin hij de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen. Aangezien belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid, heeft de Hoge Raad op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.