ECLI:NL:HR:2024:1262

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
23/01486
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 4 april 2023. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van de verkoop van cocaïne. De betrokkene, geboren in 1987, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de advocaat van de betrokkene, H.E. Brink, zijn ingediend. De advocaat-generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere beslissing van het hof heeft bevestigd, zonder verdere uitleg te geven over de specifieke juridische vragen die door de betrokkene zijn opgeworpen.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in situaties met meerdere daders, en de toepassing van de Geerings-problematiek. De beslissing heeft implicaties voor de manier waarop voordeel wordt berekend en toegerekend aan betrokkenen in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01486 P
Datum5 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 4 april 2023, nummer 23-004499-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft H.E. Brink, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de betrokkene heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2024.