ECLI:NL:HR:2024:122

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
22/01358
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van aanslagen met handgranaten en onttrekking aan het verkeer van boksbeugels

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van aanslagen met handgranaten op twee coffeeshops in Delft in 2018, en voor het (medeplegen) voorhanden hebben van handgranaten, een semiautomatisch pistool, een vuurwapen, een pistool en munitie. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D. Bektesevic. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van bepaalde voorwerpen en de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Het hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en tien maanden, met onttrekking aan het verkeer van twee boksbeugels. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft onderbouwd dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze boksbeugels zijn begaan. Hierdoor slaagt het cassatiemiddel en wordt de beslissing van het hof vernietigd voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de boksbeugels. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de boksbeugels en de duur van de gevangenisstraf, en vermindert de gevangenisstraf tot zeven jaren en vier maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01358
Datum6 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2022, nummer 22-005146-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het eerste cassatiemiddel is later ingetrokken.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen die onder nummers 10 en 24 zijn vermeld op de aan die uitspraak gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen en voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf met vermindering daarvan volgens de gebruikelijke maatstaf.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat twee inbeslaggenomen boksbeugels aan het verkeer onttrokken worden verklaard.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor – kort gezegd – het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (meermalen gepleegd), het (medeplegen van) het voorhanden hebben van handgranaten, het medeplegen van het voorhanden hebben van een semiautomatisch pistool en het voorhanden hebben van een gewijzigd (ingekort) vuurwapen, van een revolver en van munitie, tot onder meer een gevangenisstraf van zeven jaren en tien maanden, met onttrekking aan het verkeer van twee boksbeugels.
2.2.2
Over de onttrekking aan het verkeer heeft het hof het volgende overwogen:
“De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder de nummers (...) 10 en 24 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.”
2.2.3
De lijst van inbeslaggenomen voorwerpen houdt het volgende in:
“10 1.00 STK Wapen (...)
BOKSBEUGEL
(...)
24 1.00 STK Boxbeugel”
2.3
Artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
2.4
Het hof heeft de inbeslaggenomen boksbeugels aan het verkeer onttrokken op grond van artikel 36c Sr en heeft in dit verband geoordeeld dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van de boksbeugels zijn begaan. Uit de uitspraak en het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep kan echter niet worden afgeleid dat bij het onderzoek op die terechtzitting is gebleken dat, zoals het hof heeft overwogen, de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze boksbeugels zijn begaan.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zeven jaren en tien maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de twee inbeslaggenomen boksbeugels en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze zeven jaren en vier maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2024.