Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
BOKSBEUGEL
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
6 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van aanslagen met handgranaten op twee coffeeshops in Delft in 2018, en voor het (medeplegen) voorhanden hebben van handgranaten, een semiautomatisch pistool, een vuurwapen, een pistool en munitie. De Hoge Raad heeft op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D. Bektesevic. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van bepaalde voorwerpen en de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Het hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en tien maanden, met onttrekking aan het verkeer van twee boksbeugels. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft onderbouwd dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze boksbeugels zijn begaan. Hierdoor slaagt het cassatiemiddel en wordt de beslissing van het hof vernietigd voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de boksbeugels. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het EVRM is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de boksbeugels en de duur van de gevangenisstraf, en vermindert de gevangenisstraf tot zeven jaren en vier maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.