ECLI:NL:HR:2024:1213
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V., vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 15 februari 2024. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij het griffierecht niet was voldaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 4 mei 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres was afgeleverd, is het griffierecht niet betaald. Op 10 juni 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, maar belanghebbende heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.