ECLI:NL:HR:2024:1211
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag over motorrijtuigenbelasting en fijnstoftoeslag
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 januari 2024. Deze uitspraak betreft de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag, die betrekking hebben op de aan belanghebbende uitgereikte rekeningen voor fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting en een opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2024.