ECLI:NL:HR:2024:1209
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens gebrek aan ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 27 december 2023, nr. HAA 23/1578 V. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen over de zaak. Na beoordeling heeft de Hoge Raad besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere motivering, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit besluit is genomen om redenen van proceseconomie, waarbij de Hoge Raad in het midden heeft gelaten of het onbetaald laten van het griffierecht verschoonbaar is in verband met betalingsonmacht. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.