ECLI:NL:HR:2024:1186
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erven van [A] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, die aan [A] was opgelegd. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door G. Kaya, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 oktober 2022, waarin het hoger beroep van de belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak, met nummer SGR 20/388, de naheffingsaanslag en de beschikking inzake belastingrente bevestigd.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.