Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
17 september 2024.
Hoge Raad
Op 17 september 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een beslissing van het Centraal Justitieel Incassobureau. De aanvraag tot herziening was ingediend door T.S.S. Overes, advocaat in Almere, namens de aanvrager, die in 1999 is geboren. De beslissing waartegen herziening werd gevraagd, betrof een administratieve sanctie van € 106,50 wegens het afslaan zonder richting aan te geven, welke sanctie later was verhoogd naar € 204.
De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening niet kon leiden tot een herziening van de beslissing, omdat de beslissing van het Centraal Justitieel Incassobureau geen uitspraak van een rechter in Nederland is. Dit betekent dat de beslissing niet valt onder de definitie van een uitspraak in de zin van artikel 457 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet op artikel 465 lid 1 Sv kon de Hoge Raad het verzoek niet in behandeling nemen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juridische definitie van een uitspraak en de voorwaarden waaronder herziening kan plaatsvinden.