Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoekster, een besloten vennootschap, die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank op 19 december 2023 een beslissing had genomen in een faillissementsrechtelijke kwestie. De verzoekster heeft klachten ingediend over de toepassing van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) en de aanmerkingen van haar vordering als steunvordering. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.