ECLI:NL:HR:2024:1142

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
24/00240
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toepassing van steunvordering in faillissementsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoekster, een besloten vennootschap, die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank op 19 december 2023 een beslissing had genomen in een faillissementsrechtelijke kwestie. De verzoekster heeft klachten ingediend over de toepassing van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) en de aanmerkingen van haar vordering als steunvordering. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00240
Datum6 september 2024
ARREST
In de zaak van
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerders],
advocaten: B.I. Kraaipoel en T.E. Booms.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/15/23/276 F van de rechtbank Noord-Holland van 19 december 2023;
b. het arrest in de zaak 200.335.939/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2024.
[verzoekster] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 september 2024.