Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
12 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 augustus 2022. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor eendaadse samenloop van lichamelijk letsel door schuld in het verkeer terwijl hij onder invloed van alcohol was, en voor doorrijden na een ongeval. De advocaat van de verdachte, S.W.M. Stevens, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden te verminderen naar elf maanden en twee weken. De beslissing van de Hoge Raad is genomen met inachtneming van de bijzondere omstandigheden die in de conclusie van de advocaat-generaal zijn vermeld.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak voor de feitenrechter om deze termijn adequaat te beoordelen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.